Met mijn hoofd vol werk, fietste ik naar huis. Thuis ging ik vrolijk verder. Ik checkte om de minuut mijn iPhone op mail van mijn werk, haalde de post uit het postvak, deed reclame bij het oud papier en pakte de gemarineerde kip uit de koelkast. Ik piekerde over mijn week en hoe ik die het best kon invullen. Ik sneed de groente, checkte mijn iPhone, deed de kip in de pan en brandde mijn hand aan een opspattende spetter olie. Ik deed mijn jas uit, zette mijn tas weg, checkte mijn iPhone en deed de deur open. Meteen ging ik door mijn knieën.
Een lach van oor tot oor.
‘Mama!’
Het piepkleine mannetje wandelde in mijn armen. Zijn broer in zijn kielzog en ik in het nu.