‘Waar is je kind?!’, schreeuwde hij ineens in mijn oor. Ik fietste naar het station. Twee lege zitjes. De man gebaarde. Het was bizar dat ik als vrouw alleen, gekleed in een jurk met ontblote onderbenen, de straat op ging. Ik dacht aan de momenten dat de zitjes goed gevuld waren met mollige kinderarmpjes en schoppende beentjes. De mondjes die geen moment stil stonden en hun moeder dirigeerden naar brandweerauto’s en hijskranen.
‘Waar is je kind?’
Mijn kinderen zijn thuis. Ik ga een dag bijkletsen met een vriendin. Appen en bellen is fijn, maar niet leuk genoeg. Mijn man mag op deze mooie, zonnige lentedag alleen met deze schatjes optrekken. Of ik me schuldig voel?
Nee.
De enige die zich schuldig voelde, was de man die mij vroeg waar mijn kind was. Ik gaf hem geen antwoord op zijn vraag, maar fietste een stukje mee en zei hem dat ik zo geschrokken was omdat hij ineens zo schreeuwde.
‘Sorry mevrouw!’ zei hij snel. Overspoeld door schuldgevoel vervolgde hij zijn pad. Mij met mijn lege zitjes achterlatend.