Ineens was het best rustig in huis. Er vroeg niemand naar het waarom van dingen. Er slingerden geen dino’s door de keuken en niemand eiste een filmpje van Brandweerman Sam. Er schaterde wel een jongetje, maar de interactie tussen hem en zijn oudere broer ontbrak. Ik bracht het jongste kindje naar bed. Hij vertelde me feilloos wat er met Tijl aan de hand was. Zijn bedje was leeg. Zijn tandenborstel weg en het boek van Jip en Janneke ontbrak van de boekenstapel.
‘Tijl Ben’.
Inderdaad. Tijl sliep die nacht bij Ben. Ik had hem gierend van het lachen achtergelaten op een andere plek. Daarom ademde ons huis rust, leegte en een tikkeltje saaiheid. Maar Bo kon wel naar believen verhaaltjes uitkiezen. Niemand pakte zijn Dikkie Dik af en toen mama het lampje uitdeed, was het gewoon stil op de kleine jongensslaapkamer.
Toen begonnen de knagende vragen in mijn moederhoofd. Zou Tijl het naar zijn zin hebben? Ik had hem schaterend van het lachen achtergelaten. Ik had niet anders verwacht. Maar durfde hij te slapen in het vreemde bedje? Hij was nog maar drie. Nog maar net op de wereld. Hoe zou hij het vinden in een ander huis?
Al snel kwamen de geruststellende appjes. Een schaterlachende Tijl. Twee jongetjes die elkaar een dikke knuffel gaven.
‘Toch is het anders hé?’, zei ik tegen mijn man. ‘Ook al zou hij nu slapen. Het voelt stiller’.
‘Heerlijk’, zei mijn man tevreden. En hij zette de televisie op Duitsland – Italië.